Posts tonen met het label fytotherapie. Alle posts tonen
Posts tonen met het label fytotherapie. Alle posts tonen

maandag, maart 18, 2024

PMS, vetzuren en teunisbloemolie

En omdat we tijdens het volgend weekend de kruiden voor het hormonaal systeem bespreken en ik me toch ook wat wil voorbereiden. Hier wat info over de teunisbloem of Oenothera biennis. In de zomermaanden zie je ze niet alleen op natuurlijke groeiplaatsen, maar ook in de bermen en taluds van autowegen en braakliggende terreinen. De tamelijk hoge plant met forse stengels en grote opvallende goud- tot oranjegele bloemen is meestal de Middelste teunisbloem, Oenothera biennis, een van de drie teunisbloemen die we in onze flora vinden. Met een beetje geluk kun je in de late namiddag zien hoe de bloemen zich openen. Dat doen ze namelijk nogal snel.
In de kruidengeneeskunde wordt vooral de vette olie uit het zaad gebruikt onder andere bij hormonale menstruatieklachten en PMS.

Het premenstruele syndroom PMS kenmerkt zich door aan de menstruatiecyclus verbonden klachten. Deze klachten manifesteren zich in de tweede helft van de cyclus en verdwijnen enkele dagen na het inzetten van de menstruatie.

Klachten als stemmingswisselingen, vochtophoping, pijnlijke borsten, hoofdpijn en eetbuien worden mogelijk veroorzaakt door een verhoogde gevoeligheid op normale hormonale schommelingen van de cyclus. Receptoren voor oestrogeen en progesteron bij PMS hebben een verhoogde gevoeligheid om zich te binden aan deze hormonen, waardoor hun effect in grote mate versterkt wordt. Ontregeling in de hypothalamus- hypofyse- ovariele as leidt tot verstoring tussen progesteron en oestrogeen. Dit zou samen met gebreken in het vetzuurmetabolisme PMS klachten verklaren.

Een mogelijk ander mechanisme van betekenis bij PMS zijn neuro-endocriene verbanden; het is vooral het beta-endorfine (behorend tot de endogene opiaatpeptiden) dat in verband gebracht wordt met premenstruele klachten. Het beta-endorfine is een neurotransmitter, werkzaam bij het vrijkomen van hypofysehormonen.

Een ander neuro-endocrien verband: door daling van oestrogeen vlak voor de menstruatie en rond de eisprong wordt minder serotonine aangemaakt, wat stemmingswisselingen kan geven. PMS klachten kunnen het gevolg zijn van veranderingen in neurotransmitters zoals serotonine en beta-endorfine. Lage oestrogeen spiegels of een verminderde gevoeligheid van oestrogeen veroorzaken PMS klachten
 
Teunisbloem
Teunisbloemolie lijkt de overgevoeligheid van de vrouw met PMS voor hormonale schommelingen in de cyclus te kunnen verminderen door gebreken in het vetzuurmetabolisme te herstellen. Teunisbloemolie bevat het essentieel omega-6 -vetzuur gammalinoleenzuur, die een precursor is van hormoonregulatoren (prostaglandines). Teunisbloemolie verlaagt de gevoeligheid van receptoren voor oestrogeen en progesteron direct door het gammalinoleenzuur en indirect via de synthese van prostaglandines. Hormonen binden zich door gebruik van teunisbloemolie minder makkelijk aan receptoren waardoor hun signaal wordt verzwakt: de gevoeligheid van de vrouw voor hormonale schommelingen wordt minder. Hierdoor nemen aan de menstruatie gerelateerde klachten af.

Teunisbloemolie is de eerste keuze bij menstruatieklachten en mastalgie, zowel aan de cyclus verbonden als niet aan de cyclus verbonden. De therapeutische dosering is drie tot vier gram per dag (totaal van 240-300 mg gammalinoleenzuur) gedurende de gehele cyclus. Het kan vier tot zes maanden duren voordat de gunstige effecten van teunisbloemolie goed werkzaam worden.

Andere voedingstoffen die het vetzuurmetabolisme gunstig beïnvloeden zijn vitamine E, zink, vitamine B6, OPC. Voeding die de omega-6  vetzuuromzetting negatief beïnvloedt is verzadigd vet, teveel linolzuur, alcohol en suiker. 

Bronnen en referenties
Horrobin, D.F., Omega-6 essential fatty acids; pathophysiology and roles in clinical medicine. 1990, Kentville: Wiley-Liss. 569.
Gateley, C.A., et al., Drug treatments for mastalgia: 17 years experience in the Cardiff Mastalgia Clinic. J R Soc Med, 1992. 85(1): p. 12-5.
Kleijnen, J., Evening primrose oil. Bmj, 1994. 309(6958): p. 824-5.


vrijdag, september 08, 2023

Heermoes wetenschappelijk bekeken

Oude medicijnen - nieuwe inzichten? Nieuwe strategieën voor de behandeling van urineweginfecties met heermoes.

Tamm-Horsfall-eiwit (syn. THP, uromoduline) is een eiwit dat wordt uitgescheiden in de distale tubulus van de nier en dat in staat is uropathogene E. coli te binden en zo de eliminatie ervan te verbeteren en de interactie tussen pathogeen en gastheer te verminderen. Het verhogen van de secretie van THP door speciale inductoren vertegenwoordigt een nieuwe en innovatieve therapeutische strategie voor het voorkomen en/of behandeling van urineweginfecties.
In een biomedisch onderzoek met n=10 proefpersonen werd de invloed van een droog heermoesextract (DEV 4-7:1, extractiemiddel water) uit Equisetum arvense L. onderzocht op THP-secretie na zeven dagen inname. De respectieve dagelijkse dosis van het extract komt overeen met 7,2 g geneesmiddel. De THP-concentraties in de individuele monsters en in de samengevoegde urine werden gekwantificeerd uit de ochtendurine die op studiedagen 0, 3, 6 en 8 werd verzameld. Bovendien werden de elektrolyten in alle urinemonsters en het creatininegehalte gekwantificeerd. Routinematige parameters werden bepaald met behulp van urine-teststrips.

De verhouding THP/creatinine [μg/mg] (= THP-uitscheidingssnelheid) bij toediening van heermoesextract vertoonde significante stijgingen gedurende de betreffende toedieningsperiode (tot 400%, gebaseerd op de startwaarde van de urine op dag 0). Er werd ook een diuretisch effect gevonden, wat bleek uit de verminderde osmolariteit en verhoogde uitscheiding van elektrolyten (Na + , Cl - , Ca 2+ en siliciumderivaten). Verder de invloed van de urinemonsters in ex-vivotest voor de adhesie van UPEC (stam NU14) aan menselijke T24-blaascellen. Er werd aangetoond dat de relatieve bacteriële adhesie aan de gastheercellen significant afnam tijdens de behandeling met heermoes. De remming van bacteriële adhesie correleert zeer goed met de THP-toename in de betreffende urinemonsters. Het paardenstaartextract, dat volledig werd gekarakteriseerd door LC-MS, vertoonde zelf geen anti-adhesieve eigenschappen. Er kan dus worden geconcludeerd dat ofwel de nierstimulatie van THP, ofwel de geïnduceerde diurese (uitscheiding urine) leidt tot een vermindering van de bacteriële adhesie (hechting).

Samenvattingen
Tamm-Horsfall-eiwit (syn. THP, uromoduline) is een eiwit dat wordt uitgescheiden in de distale tubulus van de nier en dat in staat is uropathogene E. coli te binden en zo de bacteriële uitscheiding verbetert en de pathogeen-gastheer-interactie vermindert. Het verhogen van de secretie van THP door specifieke inductoren vertegenwoordigt een nieuwe en innovatieve therapeutische strategie voor de profylaxe (voorkomen) en / of behandeling van urineweginfecties.

uit Tijdschrift voor Fytotherapie 2023; 44(03)

donderdag, februari 18, 2021

Over kruidenboeken

Er zijn al vele honderden boeken over de geneeskracht van kruiden verschenen? De meeste daarvan zijn echter beperkt van waarde, omdat het niet duidelijk is waar de kennis vandaan komt. Is deze opgedaan in een jarenlange ervaring als arts, gehoord van iemand anders, of overgeschreven uit een ander kruidenboek? Kom daar maar eens achter. Veel adviezen zijn tegenstrijdig of vaag.

Een boek over plantaardig geneesmiddelen schrijven dat op gedegen, en voor iedereen controleerbare informatie is gebaseerd. Dat kun je alleen doen als je uitgaat van een wetenschappelijke benadering, maar daar ook de grenzen en beperkingen van laat zien.
Het aardige van een wetenschappelijke benadering is dat je belangrijke informatie van anderen mag overnemen. Sterker nog, h et is verplicht: wanneer er een goed onderzoek naar een bepaald onderwerp is verschenen, mag je dat niet negeren. Wie zich een serieus te nemen oordeel over dat onderwerp wil vormen, hoort daarin dat onderzoek mee te wegen. Dat geldt ook voor een oordeel over plantaardige geneesmiddelen.

Maar hoe vind je te midden van de vele duizenden publicaties diegenen die echt van belang zijn? Veel mensen in de medische wereld selecteren door alleen de meest gezaghebbende bladen te lezen, zoals The Lancet en de New England Journal of Medicine.
Deze bladen schrijven echter zelden over fytotherapie. Het is dus geen wonder dat de meeste artsen er weinig van weten. Natuurlijk zijn er veel meer wetenschappelijke tijdschriften waarin publicaties over plantaardige geneesmiddelen verschijnen. Die kan niemand allemaal lezen, maar je kunt wel met behulp van computerprogramma's nagaan welk onderzoek over fytotherapie gaat.

Een volgende stap is om dat onderzoek te ordenen, te interpreteren en af te wegen en waar nodig te vergelijken met het onderzoek naar gangbare geneesmiddelen voor dezelfde ziekten. Denk niet dat één mens dat allemaal zelf kan doen. Er zijn verschillende buitenlandse auteurs die het meeste van dit werk al hebben verricht. Hoewel hun aanpak onderling wat verschillend kan zijn, is er gelukkig toch een grote overeenkomst, een Europese consensus over het gebruik van medicinale planten. Deze consensus is vooral ook terug te vinden de officiële monografieën van o.a Escop en van WHO, verder zijn er ook verschillende vakboeken waar de 'beste' planten per orgaansysteem besproken worden

Enkele voorbeelden
  • Weiss R.F. - Herbal Medicine. AB Arcanum 1988 - 0 906584 19 1.
  • Weiss R. en V. Fintelmann - Lehrbuch der Phytotherapie. Hippokrates
  • Godefridi M. Cursusboek Fytologie Herboristen Opleiding Dodonaeus
Enkele degelijke encyclopedische werken
  • Van Hellemont - Fytotherapeutisch Compendium A.P.B.
  • Verhelst Geert. - Groot handboek geneeskrachtige planten. Mannavita
  • German Commission E monographs 1998. *Blumenthal ea.
https://www.pinterest.fr/godefridi/kruidenboeken-krauterbucher-herbalbooks/

dinsdag, oktober 11, 2011

Pocket Guide to Herbal Medicine






There is an herbal remedy for most ailments - and you will find the most important ones in this concise pocket guide. Co-authored by Karin Kraft, one of the members of the German Commission E, and Christopher Hobbs, a renowned North-American herbalist, this handy pocket guide gives you the decisive facts about important medicinal herbs, taking into consideration both major European monographs (Commission E and ESCOP) and up-to-date clinical trials. The book goes on to inform the reader on the usage of herbal remedies for a number of common indications. The book gives first-hand, easy to access information on the administration of herbal remedies for the medical practitioner and herbal therapist alike. Profit from the wealth of German tradition, extended by North American experience in the usage of herbal medicines.
Thieme, 2004 - 503 pages Karin Kraft, Christopher Hobbs

Contents
  • General Guidelines for Use of Herbal Medicines 21
  • Medical Plants from A to Z 33
  • Cardiovascular Diseases 132
  • Respiratory Diseases 147
  • Diseases and Dysfunctions of the Digestive Organs 161
  • Diseases of the Urogenital Tract 200
  • Debility Fatigue Adaptive and Functional Disorders 220 
  • Gynecological Diseases 236
  • Pediatric Diseases 241
  • Mouth and Throat Inflammations 247
  • Open Wounds and Blunt Traumas 276 
  • Gynecological Diseases 236
  • Pediatric Diseases 241
  • Mouth and Throat Inflammations 247
  • Herbal Hydrotherapy Balneotherapy 282
  • Standard Treatments for Cardiovascular Diseases 290
  • Standard Treatments for Gastrointestinal Disorders 299
  • Standard Treatments for Urinary Diseases 303
  • Herbal Oils for Musculoskeletal Diseases 324
  • Dosages 337
  • Addresses 453
  • References and Resources 477
Een voorbeeld van een compacte monografie uit Herbal Medicine: Salvia officinalis

General comments: In folk medicine, sage is used to treat a variety of diseases. The leaves of the plant are used in herbal medicine.
Pharmacology
– Herb: Sage leaf (Salviae folium). The herb consists of the fresh or dried foliage leaves of Salvia officinalis L. and preparations of the same.
– Important constituents: Essential oil (1.5–3.5 %) consisting mainly of α- and β-thujone (20–60 %), 1,8-cineole (6–16 %), and camphor (14–37 %). Caffeic acid derivatives (3–6 %) consisting mainly of rosmarinic acid and chlorogenic acid. Diterpenes (carnosolic acid, 0.2–0.4 %), flavonoids (apigenin- and luteolin-7-O-glucosides), and triterpenes (ursolic acid, 5 %) are also present.
– Pharmacological properties: The thujone-rich essential oil and the diterpenoid substance carnosol have antimicrobial, antimycotic, and antiviral effects. Flavonoids are spasmolytic and choleretic. In animals, carnosolic acid and carnosol act in the central nervous system. The tannins (rosmarinic acid) have anti-inflammatory, astringent, and antihydrotic effects.
Indications
– Lack of appetite
– Excessive perspiration
– Inflammations of the mouth and throat
Contraindications: Pure sage oil should be avoided during pregnancy. Highdose or prolonged internal use of sage is not recommended.
Dosage and duration of use
– Internal use: Steep 1–2 g of the herb in 150 mL of hot water for 15 minutes. Sweeten with honey or sugar.
• Dosage: One cup, several times a day.
• For gastrointestinal complaints, drink 1 cup of the warm tea 30 minutes before meals.
• For excessive perspiration, allow the tea to cool before drinking.
– External use: For mouthwash or gargle, steep 2.5 g of the herb in 100 mL of hot water for 15 minutes. Use several times a day.
Adverse effects: There are no known health hazards or side effects in conjunction with proper administration of the designated therapeutic doses of the herb. 
Herb–drug interactions: None known. 
Warning: Heat sensations, tachycardia, vertigo, and epileptiform convulsions can occur after prolonged use (of ethanolic sage extracts or sage oil) or overdose (>15 g sage leaf).
Summary assessment: Sage is a well-known herbal medicament that is generally regarded as safe for short-term use.

✿ Literature
– Monographs: DAB 1998; ESCOP; Commission E
– Scientific publications: see p. 478; Paris A, Strukelj B, Renko M et al: Inhibitory effects of carnosolic acid on HIV-1 protease in cell free assays. J Nat Prod 56 (1993), 1426–1430; Tada M et al: Antiviral diterpenes from Salvia officinalis. Phytochemistry 35 (1994), 539